St.-Martinus - Kontich

Door Luk Du Mont

 

1088 en 1149

De vroegste vermeldingen van onze parochiekerk zijn te vinden in het archief van de abdij van Lobbes. We lezen er dat onze kerk wordt geschonken of teruggeschonken aan de voornoemde abdij. Onze romaanse kerktoren is wellicht midden de 12de eeuw gebouwd en hoorde waarschijnlijk bij een gebouw met drie beuken onder een laag zadeldak. De torenspits werd, in de vorm zoals hij er nu uitziet, later tijdens de gotische tijd geplaatst. Of er in de romaanse periode reeds een spits op onze toren stond weten we niet vermits we geen afbeeldingen uit die tijd hebben teruggevonden.

 

1502

Uit de rekeningen van de kerkfabriek blijkt dat in 1502, 1538 en 1540 aan onze kerk gebouwd of verbouwd werden vermoedelijk is er in die periode een beuk toegevoegd aan de hoofdbeuk die toen nog in het verlengde van de toren lag. Of het Sint-Martinustorentje op het transept of kruisbeuk ook in deze periode werd toegevoegd weten we niet met zekerheid maar in 1572 zien we het reeds op de oudste afbeelding van onze kerk staan. Na het bouwen van deze nieuwe beuk werden er al snel huisjes tegen de kerk aangebouwd, wat onze kerk in 1572 fataal zou worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tekening: jaar 1565

 

1572

Den eersten dach Augusti 1572, soo brande de kerck van het Dorp Contich, gelegen tuschen Mechelen en Antwerpen met veertich Huysen, desen brant is gecomen vuyt een Backery en Brouwery des selven Dorps”, zo staat te lezen in een kroniek van Ullens geciteerd door professor Robert Van Passen in zijn “Geschiedenis van Kontich”. De schade was aanzienlijk: de altaren waren vernield, de klokken waren gescheurd en de torenspits was door de brand volledig vernield. De kerkmuren en de toren waren overeind gebleven maar van snel herstel was geen sprake. We vermoeden dat ook het Sint-Martinustorentje aan de vlammen ten prooi is gevallen want op een afbeelding uit 1631 wordt het niet meer weergegeven. Pas op een kaart van Boutersem uit 1694 zien we het dan opnieuw. Na de brand werden de erediensten eerst in het kasteel van Boutersem en later in dat van Pluysegem gehouden, nadien maakte men gebruik van een aantal particuliere woningen. Er volgde een lange procedureslag tussen de “tiendheffers”, de pastoor en de wethouders over wie de kosten van het herstel zou moeten betalen. In 1596 besliste de Raad van Brabant dat de “tiendheffers” de kerk moesten herstellen en de kosten van het proces dienden te betalen.

Het zou echter nog tot mei 1604 duren vooraleer men aan de herstellingswerken begon. Op 18 juli 1612 werden drie altaren gewijd maar in 1616 waren er volgens de toenmalige pastoor nog volop herstellingswerken aan de gang aan het schip van de kerk, die nog tot 1617 zouden duren.

 

1689 – 1730

In deze periode werd het interieur van onze kerk grondig verfraaid. De pastoor en kerkmeesters bestelden op 28 oktober 1696 een nieuw Maria-altaar bij Jeroen Convent, die tussen 1661 en 1663 ook het altaar van Sint-Sebastiaan had gemaakt. In 1698 werd een beeld van Sint-Martinus gekocht van L. Willemssens. In 1702 werd de “tuin ende cancelli”, die het altaar aan het gezicht van de gelovigen onttrok, verwijderd en vervangen door een communiebank. De beelden van deze tuin en delen van het traliewerk werden elders in de kerk geplaatst. Op 20 augustus 1723 zien we dat een nieuw hoofdaltaar wordt aanbesteed bij Guilielmus Ignatius Kerrickx. Het zal vanaf 1727-1728 tot op vandaag onze kerk sieren.

Ook aan de buitenzijde werd gewerkt. Op 6 juli 1707 werd besloten een monumentale poort in blauwe steen aan de ingang van de toren aan te brengen en tussen 1712 en 1713 werden enkele beschadigde klokken hergoten te Lier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tekening: jaar 1694

 

1761 – 1768

Reeds in 1744 had de landdeken gemeld dat er dringende herstellingen moesten worden uitgevoerd aan de toren en dat deze ten laste van de gemeente kwamen. Ook nu net zoals bij de brand van 1572 volgde er een lange procedureslag tussen de “tiendheffers”, de pastoor, de kerkmeesters en de wethouders over wie de kosten van het herstel zou moeten betalen. De pastoor ging nog verder en betrok er de herstelling en vergroting van heel de kerk bij. Maar veel meer dan processen heen en weer leverde het niet op. Uiteindelijk besliste de Raad van Brabant dat het weer de “tiendheffers” waren die het grootste deel van de kosten moesten betalen, maar ook de kerkfabriek moest nu een aanzienlijk bedrag ophoesten. Hoe dan ook, de herstellingen bleven beperkt en van een vergroting van de kerk was geen sprake meer.

 

1828

In 1828 kwam de vergroting van de kerk er dan toch omdat de bevolking van Kontich sterk was toegenomen. De gotische kerk werd verbouwd in renaissancestijl en daarom moest ook het kerkhof rond de kerk verdwijnen.

De toren stond nu centraal en werd geflankeerd door twee zijbeuken die tot aan de kruisbeuk kwamen waardoor het geheel log en onesthetisch overkwam. De eerste steen werd op 16 juni 1826 gelegd en de werken waren in augustus 1828 voltooid. Het was ditmaal de gemeente die samen met de kerkfabriek voor de nodige financiële middelen zorgde terwijl er vanuit de provincie, het bisdom en de Hollandse overheid subsidies werden toegekend. De herinrichting van het interieur begon pas rond 1830 en hierbij werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande elementen die net als de altaren een schilderbeurt kregen. Nieuwe vloeren in de zijbeuken werden er pas in 1835 voorzien. Onze kerk zou in deze vorm een eeuw lang ons dorpsplein overheersen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Prent uit 1828

 

1928

De laatste grote verbouwing dateert van 1928 naar een ontwerp van bouwmeester E. Careels. Reeds voor de Eerste Wereldoorlog was het plan voor de verbouwing van onze kerk goedgekeurd door de bisschop maar door de oorlog en de financiële gevolgen ervan, werden de werken uitgesteld en kon men pas in maart 1928 aan de verbouwingen beginnen. De toren, het dak, de oude middenbeuk en het koor bleven bewaard en er werden een nieuwe ingangspoort en beuken toegevoegd zodat onze kerk nu vier beuken heeft en een totale oppervlakte van 1270 m². De inwijding vond plaats op 15 september 1929. In de daaropvolgende jaren werd er nog wel heel wat aan het interieur gewerkt. Het hoofdaltaar werd nu naar de nieuwe grote middenbeuk verplaatst evenals het koorgestoelte. In 1930 verdween de monumentale ingangspoort van onze toren.

 

1960

Na het tweede Vaticaans concilie werd het interieur van de kerk aan de nieuwe liturgie aangepast. Zo is ze nu van buiten en van binnen weer aan restauratie toe. Deze restauratie ging in 2011 van start met de dakwerken en in 2017 volgden de gevels en de toren. De restauratie van het interieur is in voorbereiding.

Luk Du Mont

 

Bronnen:

Oud gemeentearchief Kontich

Kerkarchief Kontich

Parochiearchief Kontich

Archief Dekenij Kontich

Geschiedenis van Kontich van professor Robert Van Passen

 Recente foto’s van de Sint-Martinuskerk kan je hier vinden.