Een avond met Rik Torfs in het Geloofscentrum van de PE
De flyer hing al een tijdje aan de valven in het leraarslokaal en op donderdagavond 18 april zakten wij af naar Hove om de lezing van Rik Torfs bij te wonen.
‘Van oppervlakkig geloof naar oppervlakkig ongeloof”. Een zwaar onderwerp? Niet met de stijl waarin Rik Torfs ons meenam naar schrijfsels van bekende of wat minder bekende filosofen. Doorheen voorbeelden uit zijn eigen leven, o.a de vele gesprekken met kardinalen, de eigen geloofsbeleving als jonge student of iets ouder wordende man en dat alles overgoten met de nodige humor…het werd een boeiende avond.
Rik Torfs begon zijn voordracht door te reflecteren op zijn studententijd, waarbij een kerkbezoek als een soort taboe werd beschouwd iets waar je niet graag op betrapt wilde worden. Hiermee bedoelde hij: niet betrapt worden door medestudenten in Leuven. Hij beschrijft de kerk niet enkel als een stille en vrome plaats zoals vaak wordt voorgesteld, maar ook als een plek voor persoonlijke bezinning. Ondanks dat de kerken vol waren, betekent dit niet noodzakelijkerwijs dat men dieper gelovig was, het geloof was vaak oppervlakkig, meer een sociaal dan spiritueel gebaar.
In zijn presentatie raakte Torfs ook de pijnlijke vraag aan: “Bestaat God?”, vooral in het licht van onverklaarbare tragedies zoals Auschwitz en jonge kinderen die lijden aan ernstige ziektes. Deze vragen, zo stelt Torfs, leiden vaak tot twijfel of atheïsme. Echter, hij merkt op dat atheïsten vaak een gedetailleerd beeld van God schetsen, juist om Zijn bestaan te ontkennen, een paradox die aantoont dat zij vanuit een bepaalde vooronderstelling van almacht en intentie redeneren.
Torfs benadrukt verder de essentiële rol van humor in geloof en het leven. Hij stelt dat humor, die vroeger afwezig was in kerkelijke contexten, een cruciale rol speelt in het creëren van gemeenschap en verbinding en in het bieden van perspectief, zelfs tijdens moeilijke tijden. Dit menselijke element brengt ons dichter bij elkaar en maakt zware thema’s toegankelijker.
Ten slotte besprak hij onze onvermijdelijke onwetendheid over wat er na de dood gebeurt en de menselijke neiging om alles in termen van ruimte en tijd te willen definiëren. Hij nodigt ons uit om te accepteren dat sommige aspecten van het goddelijke en het hiernamaals onze begripsvermogen overstijgen, wat ruimte biedt voor zowel geloof als wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Hij benadrukt dat geloof en wetenschap niet tegenover elkaar staan, maar elkaar kunnen beïnvloeden en leiden tot boeiende dialogen.
Torfs stelt dat hoewel kerken leger worden, het alleen zijn in een kerkgebouw iets bijzonders heeft. Hij wijst op het belang van het kerkgebouw zelf als een vrije ruimte voor gedachten, in een wereld waar vaak op woorden gelet moet worden. Ondanks dat het kerkelijk instituut door de jaren heen veel heeft meegemaakt, van godsdienstoorlogen tot schandalen, is het nog steeds een plek van bezieling en verbinding, essentieel voor de gemeenschap die het wil bieden.
Voor we het goed en wel beseften was het tijd om vragen te stellen. Wij, als godsdienstleerkrachten die elke dag in de weer zijn met jonge mensen die opgroeien in een geseculariseerde wereld, stelden de volgende vraag: ‘Denkt u dat de kerk als hiërarchisch instituut zich zal aanpassen aan de veranderende tijd? Afschaffing celibaat, een plaats voor de vrouw,…? Zodanig dat de kerk meer aansluiting kan vinden en dan vooral naar jongeren toe?
Zijn antwoord was hoopvol voor de toekomst. Maar we zullen nog wel wat geduld moeten oefenen. We hadden onze leerlingen van het zesde jaar deze avond graag laten beluisteren maar helaas vierden zij – heel terecht – hun laatste 50 dagen op de schoolbanken…ook dat is verbinding zoeken en maken…maar van een heel andere orde natuurlijk, als u begrijpt wat wij bedoelen 😉